Donker en lichtgrijze wolken wijken, laten aarzelend een flard blauw toe, het licht is nog grijs. Ik ben op weg naar museum Belvédère. Het ligt in Oranjewoud, een dorpje onder de rook van Heerenveen… Een uitdrukking die getuigt van een tijd waarin schoorstenen nog rookten. Die tijd is niet meer en officieel hoort Oranjewoud nu tot de ‘gemeente’ Heerenveen.

De naam Oranjewoud komt van de bossen die hier ooit waren en van Albertine Agnes van Nassau, een prinses van Oranje en weduwe van Willem Frederik van Nassau-Dietz. Zij kocht het in 1676 aan. Destijds heette het Sickingastate, een landgoed met drie boerderijen dat een nieuwe naam kreeg. Zo’n buitenverblijf was destijds in de mode.

Het museum is een stuk jonger, een droom van drie vrienden waarvan twee kunstschilder, is hier verwezenlijkt. In 2004 opende museum Belvédère haar glazen deuren door een oranje. Het is het eerste museum voor moderne en hedendaagse kunst in Friesland.

De weg is vertrouwd, hij leidt ook naar de woonplaats van mijn jongste dochter en even gaat het door mij heen dat ik haar had kunnen uitnodigen voor dit bezoek – hadden we in het museum samen de expositie kunnen bekijken, er koffie kunnen drinken en bijpraten.

De auto voelt als stevige, soepele grond onder mijn lichaam, het stuur nog wat koud in mijn handen, draait moeiteloos mee met de bochten van de weg, de stoelverwarming ontspant mijn rug. Links van de weg doemt Steenwijk op, het enige dorp – of moet ik zeggen stadje – dat met zijn industrieterrein tot aan de weg ligt. De zwart-rode vrachtauto’s van Jan Krediet staan in een rij opgesteld, hun neuzen naar de weg, daarachter het gebouw met een achttal hoge rolluiken.

Altijd als ik hier langs rijd, staan ze daar stil te wachten, nooit zie ik er enige bedrijvigheid. Even verderop valt de gevel van Bever Sport op, een winkel waar ik wel kleding en schoenen koop en de M van Macdonalds steekt boven de bebouwing uit.

Even verderop rechts van de weg vindt zandwinning plaats ¬– diverse bergen zand liggen er, boven een van hen hangt een kraan die voortdurend een dunne straal aanvoert die de piramidevormige berg aanvult. Verderop ligt een grote plas, het Eesermeer en grote billboards die vertellen over een nieuwe woon-werkplek die hier wordt gerealiseerd. Ik ben dan de Steenwijker AA al overgestoken – had de rivier nauwelijks opgemerkt.

De weg vervolgt door weilanden aan beide zijden, een enkele boerderij, jonge bebossing, bomen hun dunne stammen staan dicht op elkaar, kleuren bruin – tot daar ineens een hele groep jonge berken de bruinige wand doorbreekt – altijd word ik geraakt door die berken, hun grijswitte stammen net wat ranker, hun takken net ietsje luchtiger, onbekommerd is het woord dat bij me opkomt en in mij wordt het lichter.

Ik ben er alweer voorbij als de lucht openbreekt, de zon een opening vindt in de grijsheid en de toppen van de jonge eiken rood doet kleuren, het landschap oplicht. Je zou camera’s in je ogen moeten hebben, bedenk ik me, foto’s maken van wat je ziet, terwijl je handen rustig bij het stuur blijven – de omgeving gaat zo snel aan je voorbij.

‘Dat wat je ziet, is wat je krijgt’, las ik ooit bij Annie Dillard. Soms komen die woorden bij me terug als ik op de weg zit, vallen me ineens de luchten op, de begroeiing en de behuizing, zoals het benzinestation dat ik nu rechts passeer, de hoge paal met daarop de rood zwarte valk links voor me en de rij huizen die daar als een verloren buurt achter de weilanden staat.

De afslag Oranjewoud doemt op en even verder links het grote Abe Lenstra stadion, dit is Heerenveen. Ik volg de afslag naar het centrum en sla rechtsaf de Knipe binnen. Daar rijd ik verkeerd en kom in een hele nieuwe wijk terecht, royale erven rond ruime huizen verderop., vrijstaand en rij aan rij, en daartussen strakke watertjes en overal jonge bomenaanplant, een prachtig vormgegeven appartement en dito gebouw waar een supermarkt en meer is ondergebracht.

Dat alles ligt verscholen achter het oude dorp waarheen ik terugkeer en nu de juiste route volg tot ik rechtsaf een doodlopende weg in rijd die eindigt bij een parkeerplaats. Daar ligt museum Belvédère onder in al haar bouwkundige pracht onder een grijze wolkenpartij. De grote glazen wanden weerspiegelen het landschap achter me en het blauw in de lucht en boven de ingang staat de naam van de schilder wiens expositie me naar deze plek getrokken heeft: Mikalojus Konstantinas Ciurlionis.

Annie Dillard, Pelgrim langs Tinker creek, Atlas Contact, 2019

Geplaatst op - lees tijd 3 minutes, 49 seconds.